Camperreis Schotland dag 9: Van Bunessan naar Oban

Abdij van Iona

Iona en Duart Castle

Op de 9e dag van de Camperreis Schotland ga ik naar het eiland Iona en weer terug naar the Isle of Mull. Van daar uit keer ik weer terug naar Oban op het vasteland. Op Iona bezoek ik de bekende abdij van Iowa en maak een korte wandeling. Teruggekeerd naar het eiland Mull bezoek ik ’s middags laat het Duart Castle van de Maclean clan. Daarna maak ik de oversteek met de ferry naar Oban. Grootste nieuws van de dag: het is bijna de hele dag droog, soms schijnt zelfs de zon en wordt het zowaar warm. De flesjes zonnebrandcrème en after sun staan van opwinding te trillen in het toiletkastje.

Op weg naar Iona

Na een goede en rustige nachtrust in het haventje van Bunessan, wordt ik om 7.00 uur wakker. Als ik naar buiten kijk zie ik een welhaast Mediterraan tafereel: een kleurig vissersbootje schommelt vredig in de haven. Meteen maar een foto gemaakt want voor je het weet is het moment al weer voorbij.

Baai van Bunnesan

Ik ga na douchen en ontbijt richting Fionnphort. Van daar vertrekt een veerboot naar het eiland Iona dat ik vandaag wil bezoeken. Er mogen geen auto’s op het eiland komen dus alles moet te voet. De boot vertrekt rond 8.30 uur. Ondanks het vroege uur staan er al veel mensen te wachten. Kaartjes koop je in de wachtrij. Maar als ik aan de beurt ben om aan boord te gaan houdt een stevige Schot mij tegen want de boot is vol. Die 84 kilo van mij lijkt de ondergang van het schip te kunnen worden.

Haven Fionnphort

Dan maar een half uur wachten. Dat is niet erg want het is mooi weer en niet zo koud. Ik raak in gesprek met een Frans trio dat ook benieuwd is naar de abdij van Iona. We wisselen wat reisinformatie uit. Alle plaatsen waar ze geweest zijn en waar ze naar toe gaan staan ook op mijn lijstje. Ze zijn heel bemoedigend als ik moeizaam Frans probeer te spreken en corrigeren mij tactvol. In ieder geval is mijn Frans beter dan hun Engels.

De overtocht is weer ruw. Er moet een diepe stroming genomen worden en er is net sprake van een getijdenwisseling maar we komen levend aan. Bij het piepkleine veerhaventje is een even piepkleine nederzetting gebouwd. Witte huisjes met kleurige versieringen. Er is een hele kleine Bed and Breakfast waarbij ik mij afvraag waar de verhuurders de gasten willen onderbrengen, zo klein is het huis. Er is zelfs ook een filiaal van de Royal Mail. Ook heel klein. De nederzetting is het enige gehucht op het eiland.

Iona

Aan de rand van het dorpje zijn de ruïnes te zien van een nonnenklooster dat, als ik het wel heb, heeft gefunctioneerd van ca. 800 tot 1200. Daarna is het in verval geraakt. Het wordt momenteel gerestaureerd. Aan de fundamenten is goed te zien hoe het klooster ingericht was.

Abdij van Iona

 

Abdij van Iona

Een kilometer verder is de beroemde abdij van Iona te bezoeken. De abdij is in de 6e eeuw opgericht door een Ierse edelman, Columba, die naar Iona was gegaan voor een zelfgekozen ballingschap. Hij had leiding gegeven aan een veldslag waarbij meer dan 3.000 mensen om het leven kwamen. Gewetensnood leidde hem naar Iona om daar een klooster te beginnen met 12 metgezellen. Kom daar in deze tijd nog eens om. Ik kan me geen machthebber bedenken die geplaagd door schuldgevoel zijn leven gaat wijden aan contemplatie en goede werken.

Door de eeuwen heen is de abdij uitgegroeid tot een cultureel en intellectueel middelpunt. Maar rond 1200 werd de abdij ‘overgenomen’ door de Benedictijnen en die zagen na de reformatie rond 1650 hun invloed sterk afnemen waarna ze de abdij verlieten. Zo goed en zo kwaad als het ging hebben de eilandbewoners er alles aan gedaan om de gebouwen te handhaven maar zonder veel succes. Pas aan het einde van de 19e eeuw is onder leiding van de Hertog van Argyll (waarvan ik het kasteel een paar dagen geleden bezocht) begonnen met het restauratiewerk.

De communiteit is in de 30er jaren van de vorige eeuw weer nieuw leven ingeblazen door een pastoor uit Glasgow die vond dat de regering te weinig deed aan armoedebestrijding en dus zelf het heft in handen nam door jongeren uit te nodigen om op het eiland een vak te leren (veel bouwvak) en in de praktijk toe te passen bij de restauratie van de abdij waardoor ze betere perspectieven in het leven kregen. De communiteit bestaat nog steeds maar is meer gericht op contemplatie dan op kennis en vaardigheden op te bouwen.

Abdij van Iona

De reden dat ik Iona wilde bezoeken was dat ik in mijn vroege docent-jaren het vak Geschiedenis van het Boek moest onderwijzen. Er zijn in die geschiedenis een paar boeken die mijlpalen zijn geworden. Een daarvan is het ‘Book of Kells’ dat in het scriptorium van de abdij geschreven en geïllumineerd is. Bekend zijn de slangenmotieven die door het hele boek te vinden zijn. De invloed van dit boek is groot geweest. Het viel mij bijvoorbeeld op dat in Noorwegen tal van kerken versierd waren met patronen die ontleend kunnen worden aan het ‘Book of Kells’. Ook de Ieren hebben vergelijkbare motieven in hun kunstuitingen gebruikt.

Helaas, en dat verbaasde me zeer, was er in het abdijcomplex heel weinig aandacht voor de culturele en intellectuele invloed van dit klooster. Zo was er maar één piepklein vitrinetje dat via twee kopieën aandacht besteedde aan ‘The Book of Kells’. Er werd wel steeds genoemd dat de invloed belangrijk was maar wat er nu concreet werd gedaan blijft duister. Veel meer aandacht is er voor de ontwikkeling van het gebouw van het klooster.

Het gebouwencomplex bestaat uit een kloosterkerk, die nog steeds dienst doet als parochiekerk, een klooster en diverse bijgebouwen. Het complex doet veel minder groots aan dan de bekende kloosters in Frankrijk, Spanje en Italië. De stijl van het Iona klooster is ook veel robuuster en doet zelfs Spartaans aan. Aan het einde van de 18e eeuw is men met de restauratie begonnen. En lang niet alles is volgens mij verantwoord gedaan. Het ontbrak uiteraard in die tijd aan kennis om tot een goede restauratie te komen. Maar er is volgens mij naast wederopbouw ook veel schade toegebracht. Een voorbeeld daarvan zijn de dubbele zuilenrijen die de omgang vormen. De oude waren zodanig aangetast dat men ze weggehaald heeft en nieuwe heeft geplaatst met eigentijdse (dus 19e eeuwse) versierselen. Ook dit is niet een heel erg geslaagde actie geweest, althans beschouwd vanuit de hedendaagse kennis en opvattingen.

Ik ben ongeveer 3 uur in het kloostercomplex geweest en heb daarna nog een wandeling met een omweg gemaakt richting haven. Ik moest nog ongeveer een uur wachten op de veerboot en deed dat op een bankje aan de haven. Er kwam een Engels echtpaar naast mij zitten en op een of andere manier kon de man van mijn gezicht lezen dat in Nederlander was. Hij was gek op Nederland en was er vaak geweest. Dus ik kreeg beschrijvingen van vrijwel alle plaatsen die hij bezocht had.

Hij sprak aan één stuk door. Tot zijn vrouw opmerkingen begon te maken. ‘John, waar gaan we nu naar toe?’ Hij legde uit dat ze op de ferry aan het wachten waren en dat ze dan verder zouden reizen over het eiland Mull. Een minuut later: ‘John, waar gaan we nu naar toe?’ Wederom legde hij heel geduldig uit wat ze gingen doen. Weer een minuut later dezelfde vraag en weer legde John het geduldig en liefdevol uit. Het was duidelijk dat deze oudere dame aan het dementeren was en moeite had met haar kortetermijngeheugen.

Toen ze naar het toilet ging, scherp in de gaten gehouden door haar man, moest hij zwaar zuchten. ‘Het is vaak zo moeilijk’ zei hij ‘maar ik kan haar niets kwalijk nemen want ze kan er niets aan doen en ze is werkelijk een fantastische vrouw voor mij geweest, ik móét haar nu zo goed en kwaad als het gaat begeleiden en haar leven zo aangenaam mogelijk maken door bij voorbeeld veel te reizen.’ Ik kreeg er een brok van in mijn keel. We praten nog even door over de dagelijkse moeilijkheden die hij ervaart. Dan komt ze terug en gaan we de boot op. Als ik de boot verlaat loop ik achter ze aan en ik hoor haar aan haar man vragen: ‘John, waar gaan we nu naar toe?’ En weer beantwoordt John geduldig de vraag alsof het de eerste keer is dat ze de vraag stelt…

Op weg naar Duart Castle

In de bus ga ik eerst, wel erg laat, lunchen om vervolgens weer terug naar het oosten te reizen. Het gaat uiteraard weer over single-track-roads. De TomTom geeft aan dat ik binnen 1,5 uur op de plaats van bestemming zal zijn. Maar TomTom rekent op een gemiddelde snelheid die je mag rijden over deze wegen en dat is ca. 95 km/h. Daarbij wordt geen rekening mee gehouden dat je heel veel moet stilstaan om een tegenligger voorbij te laten gaan of om een haastige achtervolger voorbij te laten rijden. Je mag dus blij zijn als je een gemiddelde van 35 km/h haalt.

Duart Castle

 

Duart Castle

Ik rijd een andere route terug dan op de heenweg. Hij is minder mooi omdat hij niet langs de kust gaat met de mooie uitzichten, maar door het binnenland. Dat is minder spectaculair maar toch indrukwekkend. Er is een stuk van een paar kilometer lang waar je door een berggebied rijdt dat alleen bestaat uit bergen met alleen gras-begroeiing. Na een paar uur kom ik aan bij het Duart Castle. Dit is het kasteel van de MacLean Clan. Ook deze clan heeft zich door de eeuwen heen niet onbetuigd gelaten bij het deelnemen aan tal van oorlogen en veldslagen. Ze worden trots vermeld. Na de tweede wereldoorlog is er van oorlog voeren niet veel sprake meer. De voorlaatste chief is dan maar actief geworden als opvolger van Baden Powell bij de internationale scouting. Maar door zijn aanstelling als Lord Chancelor bij Queen Elisabeth II heeft hij die functie maar opgegeven.

Het is niet zo een heel groot kasteel en er wordt druk gerestaureerd. Ik kom er laat aan en heb nog een uur tot sluitingstijd maar de man (in jacquet) die de kaartjes verkoopt zegt dat het wel te doen is en dat hij wel een oogje dichtknijpt als ik nog niet helemaal klaar ben.

Het is een interessant kasteel dat een duidelijke verdedigende functie had met muren die tot 2,60 m dik zijn. Het is ook voor kinderen leuk om te bezoeken omdat er een speciale rondleiding is voor kinderen met tal van opdrachtjes.

De route leidt door de dungeons, de keukens, de banqueting hall, de veerblijfruimtes en een ruime zaal met een overzicht van de geschiedenis van de MacLeans. Het huis hangt vol met schilderijen en foto’s van de diverse chiefs en hun familie door de eeuwen heen. Niet oninteressant.

Op weg naar Oban

Na dit bezoek rijd ik een paar kilometer verder waar ik in Craignure de veerdienst neem naar Oban. Ik neem de boot van 19.30 uur. Deze is veel groter dan ik gewend ben geweest de afgelopen dagen dus ondanks het feit dat de boot de snel stormende Firth of Lorne moet oversteken is er van schommelingen nauwelijks sprake. Na ongeveer drie kwartier kom ik in Oban aan en dan is het nog maar 5 km rijden naar een camping. Dat is nodig omdat ik water moet tanken, toilet en afvalwater moet lozen en de was moet doen. De receptie is al gesloten maar volgens een bord kan ik gewoon een plek uitzoeken. Eten hoef ik niet meer want dat heb ik al gedaan toen ik op de laatste ferry stond te wachten. Dus alleen nog het blog bijwerken.

Delen met je netwerk?
(Visited 579 times, 1 visits today)